Biotinidase deficiëntie

Biotinidasedeficiëntie 

Inleiding

Eiwitten en aminozuren
In onze voeding zitten verschillende soorten voedingsstoffen, waaronder vetten, koolhydraten (suikers) en eiwitten. Ook vitamines en mineralen zijn een onderdeel van die voedingsstoffen. Er zijn een heleboel verschillende soorten eiwitten. Ze zitten bijvoorbeeld in vlees, melkproducten, brood en andere graanproducten en peulvruchten.
Eiwitten worden op allerlei plaatsen in het lichaam gebruikt. Allereerst zijn ze een bouwstof voor spieren en geven ze stevigheid aan de huid en de botten. Veel eiwitten zijn betrokken bij de opname en verwerking van andere stoffen in het lichaam. Hormonen zijn gemaakt van eiwitten, net als antistoffen, die door het immuunsysteem worden gemaakt om virussen en bacteriën op te ruimen. 
Voor al die verschillende functies zijn verschillende eiwitten nodig. Die krijgen we niet allemaal kant en klaar binnen via de voeding. In ons lichaam worden de eiwitten die we eten eerst afgebroken. Daarna maakt het lichaam er precies die eiwitten van die het nodig heeft. 
Alle verschillende eiwitten zijn opgebouwd uit een beperkt aantal bouwstenen, de aminozuren. Je zou eiwitten kunnen vergelijken met kralenkettingen. Er zijn twintig verschillende soorten kralen (de aminozuren), waarmee je bijna oneindig veel verschillende kettingen kunt rijgen. De meeste eiwitten die het lichaam binnenkrijgt met de voeding worden dus eerst afgebroken tot aminozuren, waarna het lichaam er nieuwe eiwitten van ‘rijgt’.

Vertakteketenaminozuren
De twintig verschillende Aminozuren zijn heel verschillend van vorm. Sommige bestaan zelf weer uit een vertakte keten van kleinere onderdelen. Deze aminozuren (leucine, isoleucine en valine) noemen we vertakteketenaminozuren. Als er via de voeding meer van deze animozuren binnenkomen dan nodig is voor een gezonde groei of onderhoud van de weefsels, worden ze afgebroken in kleinere onderdelen. Die worden weer gebruikt als energieleverancier voor de cel. 
Die afbraak gebeurt in een tiental stappen, waarbij verschillende enzymen betrokken zijn. Als één van die enzymen niet werkt of ontbreekt, stapelen de tussenproducten zich op. Dat zijn allemaal zogenoemde ‘organische zuren’. Deze zuren hopen zich op in de cellen of worden via een alternatieve route afgebroken tot stoffen die schadelijk zijn, met name voor de hersenen en het zenuwstelsel.

Biotinidasedeficiëntie
Biotinidasedeficiëntie is een stoornis in het hergebruik van het vitamine biotine. Alle enzymen (zoals de carboxylases, zie ook holocarboxylase en/of multipele carboxylase deficiëntie) die biotine nodig hebben als co-factor (‘hulpje’) zullen niet goed functioneren. 

Het defecte enzym
Door een defect in het Enzym biotinidase is het lichaam van deze patiënten niet in staat om biocytine om te zetten in biotine. Biotine is belangrijk bij de bouw (synthese) van verschillende andere enzymen die een rol spelen in de aminozuurstofwisseling en energiestofwisseling. Biotine wordt door het enzym holocarboxylasesynthetase aan deze enzymen verbonden zodat ze hun werk goed kunnen doen. Partiële biotinidasedeficiëntie is een milde vorm van biotindasedeficiëntie. Het enzym heeft in dit geval nog enige restactiviteit. 

Zeldzaamheid
Biotinidasedeficiëntie is een zeldzame ziekte. Het komt voor bij ongeveer 1 op de 112.000 personen. Het lijkt erop dat partiële biotinidasedeficiëntie in Nederland vaker voorkomt. In een evaluatie van beide typen over de periode 2007-2012 bleken er 7 keer zoveel patiënten met een partiele deficiëntie vastgesteld te zijn dan met de ernstige vorm.

Symptomen

De eerste ziekteverschijnselen bij patiënten met biotinidasedeficiëntie kunnen optreden tijdens de eerste levensdagen, of pas op de leeftijd van 10 jaar en alles daartussenin. De ziekte uit zich niet bij elke patiënt op dezelfde manier. De eerste verschijnselen kunnen bijvoorbeeld huidproblemen (huiduitslag) zijn, maar ook epileptische aanvallen.

Huiduitslag kan over het hele lichaam zitten, vaak pleksgewijs. Ook kan bij deze kinderen gehele of gedeeltelijke kaalheid optreden. Bij kinderen met partiële biotinidasedeficiëntie (restactiviteit van het enzym is tussen 10 en 30%) is er zeer waarschijnlijk alleen sprake van huid- en haarafwijkingen. Soms zijn er geen symptomen, zoals we te weten zijn gekomen uit andere landen waar gescreend wordt. Bij ernstige biotinidasedeficiëntie (de enzymactiviteit is lager dan 10%) kunnen enzymen in de aminozuurstofwisseling niet goed gemaakt worden. Deze kinderen hebben dan ook vaak kenmerken van organische acidurieën. Zij kunnen perioden hebben van ernstige verzuring, waarbij slapheid en uiteindelijk coma kunnen optreden. Vaak gebeurt dit als gevolg van een infectie of koorts.
Neurologische problemen zijn een belangrijk kenmerk van de ziekte. Dat uit zich in epileptische aanvallen en schade aan het zenuwstelsel. Met name de oogzenuwen en gehoorzenuwen zijn vaak aangedaan door de ziekte.

Als de behandeling met biotine tijdig wordt ingezet, verdwijnen de meeste van deze symptomen. Alleen de schade aan de gehoor- en oogzenuwen kan niet worden teruggedraaid door de behandeling. Bij patiënten die worden behandeld voordat zij symptomen ontwikkelen, treedt meestal geen schade op aan de gehoor- en oogzenuwen.

Diagnose

De diagnose kan worden gesteld met laboratoriumonderzoek. Daarbij wordt de activiteit van het enzym biotinidase gemeten in bloed van de patiënt.

Hielprik
In 2007 is de screening van pasgeborenen (de ‘hielprik’) uitgebreid. Het bloed van pasgeborenen wordt nu ook onderzocht op biotinidasedeficiëntie. Pasgeborenen die een biotinidase-activiteit hebben die lager is of gelijk aan 20% worden doorverwezen. Het doel van de screening is om de meest ernstige vorm van biotinidasedeficiëntie op te sporen. Dat kan betekenen dat de diagnose al kan worden gesteld voordat het patiëntje ziekteverschijnselen vertoont. Daarmee kan de behandeling zo snel mogelijk worden ingezet, zodat schade door ontregelingen wordt voorkomen.

Behandeling

Biotinidasedeficiëntie is niet te genezen. Wel is er een behandeling mogelijk, waardoor de patiënten een normale gezondheid kunnen bereiken. 
Wanneer patiënten de stof biotine als medicijn krijgen toegediend, verdwijnen vrijwel alle klachten. Eventuele schade aan het gehoor of de ogen is meestal wel blijvend. Patiënten die al behandeld worden voordat zij klachten ontwikkelen, blijven volledig symptoomloos.

De instelling van de medicijnen moet gebeuren door de metabool kinderarts en regelmatig gecontroleerd worden. De behandeling met biotine moeten patiënten levenslang volhouden. Als zij dat doen, hebben ze een normale levensverwachting.

Erfelijkheid

Stofwisselingsziekten zijn erfelijke ziekten. Meestal wordt dan gedacht aan ziekten of eigenschappen die al generaties ‘in de familie’ zitten, maar dat hoeft niet altijd zo te zijn. We proberen het zo duidelijk mogelijk uit te leggen.
Het menselijk lichaam bestaat uit allemaal cellen. In de kern van iedere cel zitten chromosomen. Chromosomen zijn strengen erfelijk materiaal. Ze bestaan uit een stof die we DNA noemen. In dit DNA zit een soort ‘code’ waarin al onze erfelijke eigenschappen zijn vastgelegd. Het DNA is er in tweevoud: de ene helft van het DNA komt van de vader en de andere helft van de moeder.
Normaal gesproken zijn er per cel 22 gelijke chromosoomparen (autosomen). Het 23e paar is geslachtsbepalend en dus verschillend bij mannen en vrouwen: een vrouw heeft twee X-chromosomen en een man heeft een X- en een Y-chromosoom. Een man erft het Y-chromosoom altijd van zijn vader en het X-chromosoom van zijn moeder. Een vrouw krijgt van haar vader én van haar moeder een X-chromosoom.
Op de chromosomen zitten de genen. Een gen is een stukje DNA. Elk gen beschrijft de code van één erfelijke eigenschap. Bijvoorbeeld hoe je eruitziet en hoe je lichaam werkt. Van elk gen zijn er twee kopieën: één afkomstig van de moeder, één afkomstig van de vader. Als er een verandering in een gen optreedt, heet dat een mutatie.

Autosomaal recessief

Deze stofwisselingsziekte erft ‘autosomaal recessief’ over. Autosomaal betekent dat het afwijkende gen (het gen met de mutatie) niet op de geslachtschromosomen X en Y ligt maar op één van de 22 gewone chromosomen. Zowel jongens als meisjes kunnen de aandoening dan krijgen. Ook is de kopie van het gen op het ene chromosoom zwakker dan de functionerende kopie van het gen op het andere chromosoom. Dit wordt bedoeld met de term recessief. Dit betekent meestal dat dragers van één afwijkend gen daarvan geen klachten hebben, omdat het functionerende gen op het andere chromosoom wel werkt en de taak van de afwijkende kopie compenseert.
Om ziekteverschijnselen te hebben zijn er dus twee afwijkende genen nodig. Iemand met een autosomaal recessief overervende stofwisselingsziekte heeft van allebei de ouders precies het afwijkende deel van het gen geërfd. Bij deze persoon zorgt deze combinatie voor een genetische code die niet werkt. Hierdoor kan één enzym of eiwit niet of niet voldoende worden gemaakt. Dat zorgt voor de ziekteverschijnselen.

Dragerschap en overerving

In de meeste gevallen hebben beide ouders nergens last van. Zij zijn dan gezonde dragers. Het functionerende gen op het andere chromosoom zorgt ervoor dat het benodigde enzym of eiwit bij hen voldoende wordt aangemaakt. Elk mens heeft ongeveer 25.000 genen. En elk mens draagt meerdere recessief afwijkende genen met zich mee en merkt daar meestal helemaal niets van. De variatie in onze genen, inclusief de recessieve afwijkingen, maken ons tot unieke individuen. Maar zorgen er dus ook voor dat er ineens een kind kan worden geboren met een erfelijke aandoening. Zonder dat die aandoening in de familie voorkomt. Zonder dat ouders wisten dat zij drager waren.
Als we weten dat beide ouders drager zijn van hetzelfde afwijkende gen, weten we dat ze bij elke zwangerschap een kans van 1 op 4 (25%) hebben op een kind met de ziekte. Ook hebben ze een kans van 3 op 4 (75%) op een kind dat niet ziek is. Van de gezonde kinderen zal 2/3, net als de ouders, gezonde drager zijn. Deze kinderen kunnen de ziekte alleen doorgeven als hun partner ook dezelfde afwijking heeft op zijn of haar DNA.

Overige informatie

Omim nummer

Synoniemen:

Biotinidase deficiency / deficiëntie
Profound biotinidase deficiency / deficiëntie

BTD deficiency / deficiëntie
Partiële biotinidasedeficiëntie / deficiency

Meest gebruikte naam

Biotinidasedeficiëntie

Zorgpad:


Zorgpad 2.0 Biotinidasedeficiëntievoor patiënten

Zorgpad 2.0 Biotinidasedeficiëntievoor patiënten

Zorgpad 2.0 Biotinidasedeficiëntie voor behandelaren

Zorgpad 2.0 Biotinidasedeficiëntie voor behandelaren

Informatie voor kinderen:

stripalgemeen

Stripboek

Zijn er leden met deze ziekte?

Er zijn 5 leden met ‘Biotinidasedeficiëntie’ bij ons aangemeld.

Datum laatst bewerkt:

14 May 2024

Autorisatie door:

Dr. M. Williams

Disclaimer

Aan de ziekte-informatie kunnen geen rechten worden ontleend. De informatie is mogelijk niet op alle punten actueel, omdat de ontwikkelingen en inzichten snel kunnen gaan. VKS tracht de ziekte-informatie zo goed mogelijk actueel te houden.
Ervaringsverhalen zijn persoonlijke verhalen. De beschrijving van de ziekte en symptomen gelden voor deze persoon. Zoals voor veel erfelijke ziekten geldt, is er een behoorlijke variatie in ernst onder de patiënten. U kunt uit dit verhaal dan ook geen algemene conclusies trekken. Het verhaal geeft slechts een beeld hoe het leven met deze stofwisselingsziekte in de praktijk eruit kan zien.

Heeft u hulp nodig bij het inloggen?

Vond u deze informatie nuttig? Help ons dan om dit in stand te houden.