Glycerolkinase deficiëntie

Glycerolkinase deficiëntie 

Inleiding

De aandoening kent drie verschillende vormen.

1. Asymptomatische vorm. Hierbij werkt het enzym glycerolkinase onvoldoende, maar leidt dit nog niet tot lichamelijke klachten. In andere woorden, de patiënten zijn ‘asymptomatisch’ (hebben geen klachten).

2. De juveniele vorm. In deze vorm werkt het enzym glycerolkinase ook onvoldoende, maar leidt het wél tot klachten. De klachten ontstaan in de jeugd (juveniel).

3. De complexe variant. Het enzym glycerolkinase werkt niet goed, maar het defect is ook verbonden aan andere genen. Dit zijn de genen, waarin mutaties kunnen leiden tot Duchenne’s spierdystrofie en aangeboren bijnierschorshypoplasie. Hierdoor hebben de patiënten met de complexe variant ook schade aan hun spieren en bijnieren, waardoor zij een veel uitgebreider klachtenpatroon ervaren. Dit wordt ook wel de infantiele vorm van glycerolkinasedeficiëntie genoemd, omdat het zich al uit in de vroege kindertijd.

Zeldzaamheid
De aandoening is zeer zeldzaam. De ziekte komt vrijwel alleen bij mannen voor.

Symptomen

De klachten die patiënten ervaren bij glycerolkinase deficiëntie zijn zeer wisselend. Het hangt sterk af van de vorm waaraan patiënten lijden. Hierom is een opsplitsing gemaakt in deze verschillende groepen.

1. In de asymptomatische vorm hebben patiënten geen klachten. Het gen werkt niet goed, waardoor een te hoge hoeveelheid glycerol in het bloed en de urine aanwezig is, maar dit leidt niet tot symptomen.

2. In de juveniele vorm hebben patiënten wel klachten. Het gaat bijvoorbeeld om een lagere lichaamstemperatuur, overgeven en vermoeidheid. Soms kunnen ook epileptische aanvallen en een ontwikkelingsachterstand optreden. De klachten ontstaan meestal in de kinderleeftijd, veelal tussen de leeftijd van twee tot zeven jaar. Vaak worden ze uitgelokt door lichamelijke activiteit of vasten.

3. In de complexe variant zijn ook andere genen aangetast naast het gen dat codeert voor glycerolkinase. Hierdoor kunnen naast de klachten beschreven bij de juveniele vorm ook andere klachten ontstaan. Patiënten kunnen op de babyleeftijd scheel zien en al vroeg epilepsie ontwikkelen. Soms zijn de zaadballen niet ingedaald en treden puberteitskenmerken verlaat op. Vaak hebben ze een geestelijke beperking. Als de bijnieren slecht zijn ontwikkeld (hypoplasie), kunnen patiënten overgeven, voedingsproblemen ontwikkelen, slecht groeien, afvallen en toch blijven plassen. Ze zijn vaak langer ziek bij infecties dan andere kinderen, kunnen lage bloedsuikers krijgen en een bruine huid. Als ook het gen voor Duchenne’s spierdystrofie is aangetast, hebben de kinderen weinig spierkracht, moeite met lopen, vallen zij vaak en zijn ze snel vermoeid.

Patiënten met de asymptomatische of juveniele variant van glycerolkinase deficiëntie zijn in staat om een normaal leven te hebben.

Diagnose

Om de diagnose te stellen kunnen verschillende onderzoeken of testen uitgevoerd worden.

In het bloed en urine is een verhoogde hoeveelheid glycerol te vinden. Het slecht werkend enzym (glycerolkinase) kan men meten in verschillende cellen, waaronder bloedcellen. Het enzym wordt gecodeerd door het GK gen. Dit gen kan op mutaties worden onderzocht om de diagnose te bevestigen. Door naar mutaties in dit gen te zoeken, kunnen ook dragers en asymptomatische patiënten ontdekt worden.

Behandeling

Glycerolkinase deficiëntie is te behandelen met een dieetbehandeling, als er symptomen zijn. Ouders kunnen hun kind bijvoorbeeld weinig vet en voornamelijk koolhydraatrijke maaltijden geven met daarbij vooral langzame koolhydraten, zoals zilvervliesrijst, volkoren brood, peulvruchten, groenten en fruit. Tijdens lichamelijke inspanning wordt geadviseerd om wat meer te eten. Hevige fysieke activiteit moet worden vermeden.

Wanneer bij de complexe variant de bijnieren slecht functioneren, worden bepaalde hormonen niet gemaakt. Deze hormonen zijn erg belangrijk voor het lichaam. Het tekort kan worden opgevangen door patiënten deze bijnierschorshormonen toe te dienen. 

Erfelijkheid

Stofwisselingsziekten zijn erfelijke ziekten. Meestal wordt dan gedacht aan ziekten of eigenschappen die al generaties ‘in de familie’ zitten, maar dat hoeft niet altijd zo te zijn. We proberen het zo duidelijk mogelijk uit te leggen.
Het menselijk lichaam bestaat uit allemaal cellen. In de kern van iedere cel zitten chromosomen. Chromosomen zijn strengen erfelijk materiaal. Ze bestaan uit een stof die we DNA noemen. In dit DNA zit een soort ‘code’ waarin al onze erfelijke eigenschappen zijn vastgelegd. Het DNA is er in tweevoud: de ene helft van het DNA komt van de vader en de andere helft van de moeder.
Normaal gesproken zijn er per cel 22 gelijke chromosoomparen (autosomen). Het 23e paar is geslachtsbepalend en dus verschillend bij mannen en vrouwen: een vrouw heeft twee X-chromosomen en een man heeft een X- en een Y-chromosoom. Een man erft het Y-chromosoom altijd van zijn vader en het X-chromosoom van zijn moeder. Een vrouw krijgt van haar vader én van haar moeder een X-chromosoom.
Op de chromosomen zitten de genen. Een gen is een stukje DNA. Elk gen beschrijft de code van één erfelijke eigenschap. Bijvoorbeeld hoe je eruitziet en hoe je lichaam werkt. Van elk gen zijn er twee kopieën: één afkomstig van de moeder, één afkomstig van de vader. Als er een verandering in een gen optreedt, heet dat een mutatie.

X-gebonden recessief
Ook wel ‘geslachtsgebonden recessief’ genoemd. Geslachtsgebonden betekent dat het afwijkende gen (het gen met de mutatie) op een geslachtschromosoom ligt. Dat is vrijwel altijd het X-chromosoom. Daarom worden deze ziekten ook ‘X-gebonden recessief’ genoemd. Het afwijkende gen bevindt zich bij X-gebonden recessieve overerving op het X-chromosoom van de moeder. Zij is dus de ‘drager’ van het afwijkende gen. Omdat jongens maar één X-chromosoom hebben, komen deze ziekten vrijwel alleen bij jongens en mannen voor. Zij hebben dan het X-chromosoom met het afwijkende gen van hun moeder gekregen. Er is geen functionerend gen op hun andere chromosoom, het Y-chromosoom, dat de taak van het afwijkende gen kan compenseren. Meisjes hebben twee X-chromosomen. Als zij een X-chromosoom hebben met een afwijkend gen, hebben ze ook nog een X-chromosoom met een functionerend gen dat de taak van het afwijkende gen kan compenseren.

Dragerschap en overerving

In de meeste gevallen heeft de vrouwelijke drager, die op één van haar X-chromosomen een afwijkend gen heeft, nergens last van. Dat komt doordat het functionerende gen op het andere X-chromosoom de taak van het afwijkende gen overneemt. Het functionerende gen zorgt ervoor dat het benodigde enzym of eiwit bij haar voldoende wordt aangemaakt. In sommige gevallen wordt het functionerende gen echter door het chromosoom op ‘uit’ gezet. Dat verklaart mogelijk dat bij sommige X-gebonden ziekten vrouwelijke dragers toch milde klachten ontwikkelen. Zonen van een drager hebben 50% kans om de ziekte te erven. Dochters zijn gezond, maar hebben wel 50% kans dat ze drager zijn van het afwijkende gen. Zij kunnen de ziekte ook weer aan hun zonen doorgeven. Vaak weten vrouwen niet dat ze drager zijn, totdat er een zoon met een stofwisselingsziekte wordt geboren. Een man met een X-gebonden stofwisselingsziekte geeft het afwijkende gen alleen door aan zijn dochters. Zij zullen dan allen drager zijn. De kans dat een man met een X-gebonden stofwisselingsziekte de ziekte aan zijn kinderen doorgeeft, is heel erg klein. Zijn partner moet dan namelijk ook drager zijn van precies dezelfde genafwijking. Als de partner geen familie is, is de kans dat zij dezelfde genafwijking heeft zeer klein.

Overige informatie

Omim nummer

Synoniemen:

Glycerol kinase deficiency / deficiëntie
Hyperglycerolemie

Meest gebruikte naam

Glycerolkinase deficiëntie

Informatie voor kinderen:

stripalgemeen

Stripboek

Zijn er leden met deze ziekte?

Er is één lid met ‘Glycerolkinase deficiëntie’ bij ons aangemeld.

Datum laatst bewerkt:

18 August 2021

Autorisatie door:

Mw. Drs. S. Fuchs

Disclaimer

Aan de ziekte-informatie kunnen geen rechten worden ontleend. De informatie is mogelijk niet op alle punten actueel, omdat de ontwikkelingen en inzichten snel kunnen gaan. VKS tracht de ziekte-informatie zo goed mogelijk actueel te houden.
Ervaringsverhalen zijn persoonlijke verhalen. De beschrijving van de ziekte en symptomen gelden voor deze persoon. Zoals voor veel erfelijke ziekten geldt, is er een behoorlijke variatie in ernst onder de patiënten. U kunt uit dit verhaal dan ook geen algemene conclusies trekken. Het verhaal geeft slechts een beeld hoe het leven met deze stofwisselingsziekte in de praktijk eruit kan zien.

Heeft u hulp nodig bij het inloggen?

Vond u deze informatie nuttig? Help ons dan om dit in stand te houden.

Reacties zijn gesloten.