HMG-CoA-lyasedeficiëntie

HMG-CoA-lyasedeficiëntie 

Inleiding

Je lichaam heeft energie nodig voor alles wat je doet: voor bewegen, denken en het laten kloppen van je hart. Die energie haalt het uit eten, of uit opgeslagen voorraden in spieren en vet. Maar de koolhydraten, vetten en eiwitten die we eten en opslaan, kunnen niet direct gebruikt worden. Ze moeten eerst omgezet worden in een energievorm waar de lichaamscellen mee uit de voeten kunnen. Die stof heet ATP en wordt gemaakt in de energiecentrales van de cellen: de mitochondriën.
De energiecentrales worden allereerst gevoed met suikers (koolhydraten) uit het bloed. Als die opraken, worden de voorraden in de spieren aangesproken. Pas daarna schakelen de mitochondriën over op de verbranding van vetten. Vetten zijn in feite de energievoorraad voor noodgevallen. Al die verschillende vormen van energieproductie worden geregeld door specifieke enzymen.

Vetten
De verbranding van vetten in de mitochondriën wordt ‘vetzuuroxidatie’ genoemd (oxideren is in feite een moeilijk woord voor verbranden). Om energie uit vetten te kunnen halen, zijn er in de mitochondriën twee stappen nodig: de vetten moeten allereerst het mitochondrion binnenkomen en daarna moeten ze afgebroken worden. Bij die laatste stap wordt ATP gemaakt.
Voor beide stappen zijn meerdere enzymen nodig. In de eerste stap is carnitine een belangrijke stof. Carnitine kan worden beschouwd als een soort gids die de vetzuren nodig hebben om het mitochondrion binnen te komen. Verschillende enzymen koppelen de vetzuren aan carnitine en ontkoppelen ze weer als ze op hun plaats zijn.
Het daadwerkelijke afbreken van de vetzuren in het mitochondrion gebeurt ook weer in verschillende stappen. Omdat niet alle vetten gelijk zijn, zijn er binnen het mitochondrion verschillende enzymen voor het afbreken van korte, middellange of lange vetzuurketens.
Met al deze enzymen kan iets mis zijn (ze ontbreken of werken niet goed). Het gevolg is een vetzuuroxidatiestoornis. Patiënten met een vetzuuroxidatiestoornis kunnen te maken krijgen met ernstige energietekorten, waardoor de hersenen of andere organen beschadigd kunnen raken. Ook kunnen tussenproducten in de vetafbraak zich ophopen in het lichaam, bijvoorbeeld als vetdruppeltjes.

Eiwitten en aminozuren
Eiwitten zitten bijvoorbeeld in vlees, maar ook in brood, groenten en fruit. Ze worden op allerlei plaatsen in het lichaam gebruikt. Allereerst zijn ze een bouwstof voor spieren en geven ze stevigheid aan de huid en de botten. Veel eiwitten zijn betrokken bij de opname en verwerking van andere stoffen in het lichaam. Hormonen zijn gemaakt van eiwitten, net als antistoffen die door het immuunsysteem worden gemaakt om virussen en bacteriën op te ruimen.
Voor al die verschillende functies zijn verschillende eiwitten nodig. Die krijgen we niet allemaal kant en klaar binnen via de voeding. In ons lichaam worden de eiwitten die we eten eerst afgebroken. Daarna maakt het lichaam er precies die eiwitten van die het nodig heeft.
Alle verschillende eiwitten zijn opgebouwd uit een beperkt aantal bouwstenen, de aminozuren. Je zou eiwitten kunnen vergelijken met kralenkettingen. Er zijn twintig verschillende soorten kralen (de aminozuren), waarmee je bijna oneindig veel verschillende kettingen kunt rijgen. De meeste eiwitten die het lichaam binnenkrijgt met de voeding worden dus eerst afgebroken tot aminozuren, waarna het lichaam er nieuwe eiwitten van ‘rijgt’.

Het defecte of ontbrekende enzym bij HMG-CoA-lyasedeficiëntie
Patiënten met deze ziekte hebben een defect in het enzym HMG-CoA-lyase. Daardoor kunnen hun lichaamscellen de stof 3-hydroxy-3-methylglutaryl-CoA niet goed verwerken. De afbraak van deze stof speelt een rol bij de vetverbranding en bij de vorming van cholesterol. De stof wordt gevormd uit het aminozuur leucine. Een ander effect is dat het lichaam tijdens vasten niet goed zogenaamde ketonlichamen kan maken. De ketonlichamen, die uit vet worden gemaakt, zijn belangrijk als extra energiebron tijdens vasten.

Zeldzaamheid
HMG-CoA-lyasedeficiëntie is een zeer zeldzame ziekte, waarvan slechts een honderdtal patiënten op de wereld bekend zijn. Het is onbekend hoe vaak de ziekte in Nederland voorkomt.

Symptomen

De meeste patiënten krijgen hun eerste ziekteverschijnselen als ze tussen de 3 en 11 maanden oud zijn. Maar het is ook mogelijk dat ze al in de eerste dagen van hun leven ziek worden. Daarom wordt HMG-CoA-lyasedeficiëntie sinds 2007 opgespoord met de hielprik. Als de baby dan HMG-CoA-lyasedeficiëntie blijkt te hebben, wordt meteen met de behandeling gestart. Daarmee kan worden voorkomen dat de onderstaande klachten optreden.

Vaak zijn de eerste symptomen braken en slecht eten. De kinderen zijn dan suf en slap, zien bleek en zijn uitgedroogd. De symptomen kunnen snel verergeren tot een coma. Zulke aanvallen ontstaan doorgaans doordat het kind langere tijd niet of te weinig heeft gegeten. Het kind heeft dan te weinig suiker en te veel van bepaalde zuren in het bloed. Die verzuring van het bloed komt doordat afvalstoffen niet goed kunnen worden afgevoerd. In het verleden liep deze eerste aanval bij sommige kinderen fataal af. Anderen herstelden na de juiste maatregelen in het ziekenhuis.
Ouders die weten dat hun kindje HMG-CoA-lyasedeficiëntie heeft, kunnen de aanvallen voorkómen door hun kind regelmatig te voeden. Maar als een kind ziek is door koorts of een infectie waardoor het minder eet, kan zo’n aanval of crisis toch nog optreden. De crises kunnen hersenschade veroorzaken, waardoor patiënten een achterstand in hun verstandelijke ontwikkeling kunnen hebben.
Patiënten die met een behandeling de lage bloedsuikers en verzuring van het bloed kunnen voorkómen, ontwikkelen zich over het algemeen normaal.

Diagnose

De diagnose HMG-CoA-lyasedeficiëntie kan worden gesteld met laboratoriumonderzoek. Het enzymdefect kan worden aangetoond in bloedcellen, huidcellen of levercellen. Omdat HMG-CoA-lyasedeficiëntie een erfelijke ziekte is, kan er ook onderzoek worden gedaan in het DNA. In het DNA zien we welke genetische verandering de ziekte veroorzaakt.

Prenataal onderzoek
Het is mogelijk om het enzymdefect aan te tonen in cellen uit het vruchtwater van een zwangere vrouw. Wanneer eerder in een gezin een kind met HMG-CoA-lyase is geboren, kan dit prenatale onderzoek worden aangeboden. Zo kan al tijdens de zwangerschap worden vastgesteld of een volgend kind de ziekte ook heeft.

Hielprik
In 2007 is de screening van pasgeborenen (de ‘hielprik’) uitgebreid. Het bloed van pasgeborenen wordt nu ook onderzocht op HMG-CoA-lyasedeficiëntie. Dat kan betekenen dat de diagnose al kan worden gesteld voordat een kind ziekteverschijnselen vertoont. Daarmee kan de behandeling zo snel mogelijk worden ingezet, zodat schade door ontregelingen wordt voorkomen.

Behandeling

HMG-CoA-lyasedeficiëntie is, net als alle stofwisselingsziekten, niet te genezen. Wel is het mogelijk om met een behandeling de symptomen van de ziekte zoveel mogelijk te voorkómen.
De behandeling bestaat voornamelijk uit het voorkómen dat de patiënt langere tijd niets eet. Voedingen moeten regelmatig worden gegeven. Dat kan betekenen dat de patiënt daar ’s nachts voor gewekt moet worden. Daarnaast worden vaak wat aanpassingen in het dieet gedaan. De patiënten zijn gebaat bij koolhydraatrijke voeding en moeten oppassen met vet en eiwitten (met name het aminozuur leucine).
Door ziekte of koorts kan het voorkomen dat een patiënt niet voldoende voedingsstoffen binnenkrijgt. Daardoor kunnen de bloedsuikers gevaarlijk laag worden en kan het kind te veel ammoniak in het bloed krijgen. Dit leidt vaak tot een acute situatie met sufheid en coma, waarvoor opname in het ziekenhuis noodzakelijk is. Daar krijgt de patiënt dan meestal een infuus met glucose en vloeistof om er weer bovenop te komen. Soms is ook een bloedtransfusie of nierdialyse noodzakelijk om de giftige stoffen zo snel mogelijk uit het lichaam van de patiënt te verwijderen.
Hoewel de ziekte heel zeldzaam is, worden pasgeborenen met HMG-CoA-lyasedeficiëntie sinds kort opgespoord via de hielprik. Omdat ze dan de diagnose hebben voordat er crises hebben plaatsgevonden, is de kans dat zij zich normaal kunnen ontwikkelen groot.

Erfelijkheid

Stofwisselingsziekten zijn erfelijke ziekten. Meestal wordt dan gedacht aan ziekten of eigenschappen die al generaties ‘in de familie’ zitten, maar dat hoeft niet altijd zo te zijn. We proberen het zo duidelijk mogelijk uit te leggen.
Het menselijk lichaam bestaat uit allemaal cellen. In de kern van iedere cel zitten chromosomen. Chromosomen zijn strengen erfelijk materiaal. Ze bestaan uit een stof die we DNA noemen. In dit DNA zit een soort ‘code’ waarin al onze erfelijke eigenschappen zijn vastgelegd. Het DNA is er in tweevoud: de ene helft van het DNA komt van de vader en de andere helft van de moeder.
Normaal gesproken zijn er per cel 22 gelijke chromosoomparen (autosomen). Het 23e paar is geslachtsbepalend en dus verschillend bij mannen en vrouwen: een vrouw heeft twee X-chromosomen en een man heeft een X- en een Y-chromosoom. Een man erft het Y-chromosoom altijd van zijn vader en het X-chromosoom van zijn moeder. Een vrouw krijgt van haar vader én van haar moeder een X-chromosoom.
Op de chromosomen zitten de genen. Een gen is een stukje DNA. Elk gen beschrijft de code van één erfelijke eigenschap. Bijvoorbeeld hoe je eruitziet en hoe je lichaam werkt. Van elk gen zijn er twee kopieën: één afkomstig van de moeder, één afkomstig van de vader. Als er een verandering in een gen optreedt, heet dat een mutatie.

Autosomaal recessief

Deze stofwisselingsziekte erft ‘autosomaal recessief’ over. Autosomaal betekent dat het afwijkende gen (het gen met de mutatie) niet op de geslachtschromosomen X en Y ligt maar op één van de 22 gewone chromosomen. Zowel jongens als meisjes kunnen de aandoening dan krijgen. Ook is de kopie van het gen op het ene chromosoom zwakker dan de functionerende kopie van het gen op het andere chromosoom. Dit wordt bedoeld met de term recessief. Dit betekent meestal dat dragers van één afwijkend gen daarvan geen klachten hebben, omdat het functionerende gen op het andere chromosoom wel werkt en de taak van de afwijkende kopie compenseert.
Om ziekteverschijnselen te hebben zijn er dus twee afwijkende genen nodig. Iemand met een autosomaal recessief overervende stofwisselingsziekte heeft van allebei de ouders precies het afwijkende deel van het gen geërfd. Bij deze persoon zorgt deze combinatie voor een genetische code die niet werkt. Hierdoor kan één enzym of eiwit niet of niet voldoende worden gemaakt. Dat zorgt voor de ziekteverschijnselen.

Dragerschap en overerving

In de meeste gevallen hebben beide ouders nergens last van. Zij zijn dan gezonde dragers. Het functionerende gen op het andere chromosoom zorgt ervoor dat het benodigde enzym of eiwit bij hen voldoende wordt aangemaakt. Elk mens heeft ongeveer 25.000 genen. En elk mens draagt meerdere recessief afwijkende genen met zich mee en merkt daar meestal helemaal niets van. De variatie in onze genen, inclusief de recessieve afwijkingen, maken ons tot unieke individuen. Maar zorgen er dus ook voor dat er ineens een kind kan worden geboren met een erfelijke aandoening. Zonder dat die aandoening in de familie voorkomt. Zonder dat ouders wisten dat zij drager waren.
Als we weten dat beide ouders drager zijn van hetzelfde afwijkende gen, weten we dat ze bij elke zwangerschap een kans van 1 op 4 (25%) hebben op een kind met de ziekte. Ook hebben ze een kans van 3 op 4 (75%) op een kind dat niet ziek is. Van de gezonde kinderen zal 2/3, net als de ouders, gezonde drager zijn. Deze kinderen kunnen de ziekte alleen doorgeven als hun partner ook dezelfde afwijking heeft op zijn of haar DNA.

Overige informatie

Omim nummer

Synoniemen:

3HMG

Meest gebruikte naam

HMG-CoA-lyase

Zorgpad:


Zorgpad 2.0 HMG-CoA-lyasedeficiëntievoor patiënten

Zorgpad 2.0 HMG-CoA-lyasedeficiëntievoor patiënten

Zorgpad 2.0 HMG-CoA-lyasedeficiëntie voor behandelaren

Zorgpad 2.0 HMG-CoA-lyasedeficiëntie voor behandelaren

Informatie voor kinderen:

stripalgemeen

Stripboek

Zijn er leden met deze ziekte?

Er zijn momenteel geen leden met ‘HMG-CoA-lyasedeficiëntie’ bij ons aangemeld.

Datum laatst bewerkt:

23 May 2024

Autorisatie door:

Gepke Visser

Disclaimer

Aan de ziekte-informatie kunnen geen rechten worden ontleend. De informatie is mogelijk niet op alle punten actueel, omdat de ontwikkelingen en inzichten snel kunnen gaan. VKS tracht de ziekte-informatie zo goed mogelijk actueel te houden.
Ervaringsverhalen zijn persoonlijke verhalen. De beschrijving van de ziekte en symptomen gelden voor deze persoon. Zoals voor veel erfelijke ziekten geldt, is er een behoorlijke variatie in ernst onder de patiënten. U kunt uit dit verhaal dan ook geen algemene conclusies trekken. Het verhaal geeft slechts een beeld hoe het leven met deze stofwisselingsziekte in de praktijk eruit kan zien.

Heeft u hulp nodig bij het inloggen?

Vond u deze informatie nuttig? Help ons dan om dit in stand te houden.