LTBL (Leukoencephalopathy with Thalamus and Brainstem involvement and high Lactate)

LTBL (Leukoencephalopathy with Thalamus and Brainstem involvement and high Lactate) 

Inleiding

LTBL staat voor Leukoencephalopathy with thalamus and brainstem involvement and high lactate. Dit betekent in het Nederlands: een aandoening van de witte stof in de hersenen met betrokkenheid van de thalamus en de hersenstam en een hoog melkzuurgehalte in de afwijkende witte stof. De ziekte werd voor het eerst beschreven in 2012.
LTBL is een aandoening die de hersenen aantast en hoort tot de groep van ‘leuko-encefalopathieën’. Deze kunnen zowel erfelijk als verworven zijn.
De term ‘leukodystrofie’ is een verzamelnaam voor genetische aandoeningen die invloed hebben op de witte stof van de hersenen en het ruggenmerg. De term leukodystrofie stamt van de Griekse woorden ‘leuko’ = wit en ‘dystrofie’ = afbraak. Leuko verwijst naar de witte stof in de hersenen en dystrofie naar de aantasting daarvan. De witte stof vormt de ‘bedrading’ van de hersenen. Dat zijn de vezels die de verschillende delen van de hersenen met elkaar, met het ruggenmerg en met de rest van het lichaam verbinden. De witte kleur wordt veroorzaakt door myeline, een vetachtig stofje dat om de vezels zit. Afwijkingen aan de witte stof leiden vooral tot motorische problemen, zoals moeite met lopen of niet meer kunnen spreken.
Iedere leukodystrofie wordt veroorzaakt door een specifieke genafwijking, die leidt tot een abnormale ontwikkeling of afbraak van de witte stof in de hersenen. Dat leidt tot verschillende neurologische problemen.

Het defecte enzym bij LBTL
LTBL ontstaat door mutaties in het EARS2-gen. Dit gen geeft ‘instructies’ voor het maken van het enzym mitochondrieel glutamyl-tRNA-synthetase. Dit enzym speelt een belangrijke rol bij het toevoegen van het aminozuur glutamaat op de juiste plaats in de mitochondriële eiwitten. Mutaties in het EARS2-gen verlagen waarschijnlijk de hoeveelheid van het mitochondrieel glutamyl-tRNA-synthetase-eiwit. Dit belemmert de toevoeging van glutamaat aan mitochondriële eiwitten. Hoe de verlaging van het enzym de hersenregio’s precies beïnvloedt, waardoor LTBL wordt veroorzaakt, is nog onduidelijk.

Zeldzaamheid
LTBL is een zeer zeldzame aandoening. Hoe zeldzaam de ziekte is, is niet precies bekend. Op dit moment zijn er in de medische literatuur wereldwijd enkele tientallen gevallen beschreven.

Symptomen

De ernst van de aandoening varieert van fataal, ernstig tot mild. Dat staat hieronder apart beschreven.

Ernstige vorm
Bij patiënten met de ernstige vorm beginnen de klachten kort na de geboorte. Deze kinderen hebben meestal een vertraagde motorische en verstandelijke ontwikkeling. Ze hebben bijvoorbeeld een lage spierspanning, spierzwakte, onwillekeurige spiertrekkingen, spasticiteit en epileptische aanvallen. Sommige van deze kinderen hebben extreem hoge niveaus van lactaatacidose. Dat betekent dat ze een overmaat aan melkzuur in het lichaam hebben. Dit kan ernstige ademhalingsproblemen en een onregelmatige hartslag veroorzaken. Ook kan leverfalen optreden. Deze ernstige vorm is zeer zeldzaam. De klachten kunnen niet verbeteren en kunnen levensbedreigend zijn.
Er zijn ook kinderen beschreven bij wie de ziekte al voor de geboorte optrad. Ook deze kinderen zijn zeer ernstig gehandicapt of overlijden.

Milde vorm
Bij patiënten met de milde vorm ontstaan de eerste klachten meestal in de tweede helft van het eerste levensjaar. De meest voorkomende kenmerken zijn het verlies van verstandelijke vermogens en motoriek, spierstijfheid en extreme prikkelbaarheid. Ook bij de milde vorm kunnen epileptische aanvallen voorkomen.
Het belangrijkste verschil met de ernstige vorm van LTBL is dat er bij de milde vorm na een of meer jaren verbetering optreedt. Patiënten krijgen weer wat van hun psycho motorische vermogens terug en krijgen minder epileptische aanvallen of de aanvallen verdwijnen zelfs. Bij sommige patiënten blijven er serieuze neurologische restverschijnselen, maar sommige kinderen herstellen bijna helemaal. Er is nog niet beschreven dat een kind in tweede instantie nog een keer achteruit kan gaan. De ziekte is nog maar kort bekend en niemand weet of dat nooit kan gebeuren.

Diagnose

Bij LTBL treden er duidelijke veranderingen op in de hersenen. Deze veranderingen kunnen met MRI-onderzoek worden waargenomen. De afwijkingen worden meestal in de witte stof van de grote en kleine hersenen gevonden en in de thalamus.
Ook hebben de meeste patiënten een hoog gehalte melkzuur in de hersenen en vaak ook elders in het lichaam.

 

Behandeling

LTBL is niet te genezen. De behandeling richt zich op de klachten die zich voordoen. Als er aanvallen van epilepsie zijn, wordt medicatie tegen de epileptische aanvallen gegeven. Vaak kan die na een paar jaar weer worden afgebouwd. Ook kan er revalidatiebegeleiding worden gegeven en voor aanpassingen worden gezorgd, zoals een rolstoel. Ook fysiotherapie, logopedie en ergotherapie kan nodig zijn. Kinderen hebben vaak speciaal onderwijs nodig. Maar sommige kinderen doen het zo goed, dat zij deze behandelingen niet nodig hebben.

 

Erfelijkheid

Stofwisselingsziekten zijn erfelijke ziekten. Meestal wordt dan gedacht aan ziekten of eigenschappen die al generaties ‘in de familie’ zitten, maar dat hoeft niet altijd zo te zijn. We proberen het zo duidelijk mogelijk uit te leggen.
Het menselijk lichaam bestaat uit allemaal cellen. In de kern van iedere cel zitten chromosomen. Chromosomen zijn strengen erfelijk materiaal. Ze bestaan uit een stof die we DNA noemen. In dit DNA zit een soort ‘code’ waarin al onze erfelijke eigenschappen zijn vastgelegd. Het DNA is er in tweevoud: de ene helft van het DNA komt van de vader en de andere helft van de moeder.
Normaal gesproken zijn er per cel 22 gelijke chromosoomparen (autosomen). Het 23e paar is geslachtsbepalend en dus verschillend bij mannen en vrouwen: een vrouw heeft twee X-chromosomen en een man heeft een X- en een Y-chromosoom. Een man erft het Y-chromosoom altijd van zijn vader en het X-chromosoom van zijn moeder. Een vrouw krijgt van haar vader én van haar moeder een X-chromosoom.
Op de chromosomen zitten de genen. Een gen is een stukje DNA. Elk gen beschrijft de code van één erfelijke eigenschap. Bijvoorbeeld hoe je eruitziet en hoe je lichaam werkt. Van elk gen zijn er twee kopieën: één afkomstig van de moeder, één afkomstig van de vader. Als er een verandering in een gen optreedt, heet dat een mutatie.

Autosomaal recessief
Deze stofwisselingsziekte erft ‘autosomaal recessief’ over. Autosomaal betekent dat het afwijkende gen (het gen met de mutatie) niet op de geslachtschromosomen X en Y ligt maar op één van de 22 gewone chromosomen. Zowel jongens als meisjes kunnen de aandoening dan krijgen. Ook is de kopie van het gen op het ene chromosoom zwakker dan de functionerende kopie van het gen op het andere chromosoom. Dit wordt bedoeld met de term recessief. Dit betekent meestal dat dragers van één afwijkend gen daarvan geen klachten hebben, omdat het functionerende gen op het andere chromosoom wel werkt en de taak van de afwijkende kopie compenseert.
Om ziekteverschijnselen te hebben zijn er dus twee afwijkende genen nodig. Iemand met een autosomaal recessief overervende stofwisselingsziekte heeft van allebei de ouders precies het afwijkende deel van het gen geërfd. Bij deze persoon zorgt deze combinatie voor een genetische code die niet werkt. Hierdoor kan één enzym of eiwit niet of niet voldoende worden gemaakt. Dat zorgt voor de ziekteverschijnselen.

Dragerschap en overerving
In de meeste gevallen hebben beide ouders nergens last van. Zij zijn dan gezonde dragers. Het functionerende gen op het andere chromosoom zorgt ervoor dat het benodigde enzym of eiwit bij hen voldoende wordt aangemaakt. Elk mens heeft ongeveer 25.000 genen. En elk mens draagt meerdere recessief afwijkende genen met zich mee en merkt daar meestal helemaal niets van. De variatie in onze genen, inclusief de recessieve afwijkingen, maken ons tot unieke individuen. Maar zorgen er dus ook voor dat er ineens een kind kan worden geboren met een erfelijke aandoening. Zonder dat die aandoening in de familie voorkomt. Zonder dat ouders wisten dat zij drager waren.
Als we weten dat beide ouders drager zijn van hetzelfde afwijkende gen, weten we dat ze bij elke zwangerschap een kans van 1 op 4 (25%) hebben op een kind met de ziekte. Ook hebben ze een kans van 3 op 4 (75%) op een kind dat niet ziek is. Van de gezonde kinderen zal 2/3, net als de ouders, gezonde drager zijn. Deze kinderen kunnen de ziekte alleen doorgeven als hun partner ook dezelfde afwijking heeft op zijn of haar DNA.

Overige informatie

Omim nummer

Synoniemen:

Leuko-encefalopathie met betrokkenheid van thalamus en hersenstam en een hoog lactaatgehalte
Combined oxidative phosphorylation deficiency 12
COXPD12
Gecombineerde oxidatieve fosforylatiedeficiëntie type 12
Gecombineerde oxidatieve fosforyleringdeficiëntie type 12

Meest gebruikte naam

LTBL (Leukoencephalopathy with Thalamus and Brainstem involvement and high Lactate)

Informatie voor kinderen:

stripalgemeen

Stripboek

Zijn er leden met deze ziekte?

Er zijn momenteel geen leden met ‘LTBL (Leukoencephalopathy with Thalamus and Brainstem involvement and high Lactate)’ bij ons aangemeld.

Datum laatst bewerkt:

17 July 2023

Autorisatie door:

Prof. dr. M.S. van der Knaap

Disclaimer

Aan de ziekte-informatie kunnen geen rechten worden ontleend. De informatie is mogelijk niet op alle punten actueel, omdat de ontwikkelingen en inzichten snel kunnen gaan. VKS tracht de ziekte-informatie zo goed mogelijk actueel te houden.
Ervaringsverhalen zijn persoonlijke verhalen. De beschrijving van de ziekte en symptomen gelden voor deze persoon. Zoals voor veel erfelijke ziekten geldt, is er een behoorlijke variatie in ernst onder de patiënten. U kunt uit dit verhaal dan ook geen algemene conclusies trekken. Het verhaal geeft slechts een beeld hoe het leven met deze stofwisselingsziekte in de praktijk eruit kan zien.

Heeft u hulp nodig bij het inloggen?

Vond u deze informatie nuttig? Help ons dan om dit in stand te houden.

Reacties zijn gesloten.