Mevalonaat kinase deficiëntie (mevalonacidurie)/ Hyper IgD syndroom

Mevalonaatkinase deficiëntie (mevalonacidurie) 

Inleiding

Mevalonaatkinasedeficiëntie is voor het eerst ontdekt in 1986, bij een patiëntje met uitzonderlijke hoeveelheden mevalonzuur in zijn urine. Daarom heet de ziekte ook wel melavonacidurie. Mevalonaatkinase, het enzym dat bij deze patiënten ontbreekt, maakt deel uit van het proces waarmee het lichaam zelf cholesterol aanmaakt. Het defect lijkt echter geen grote effecten te hebben op die cholesterolaanmaak. Hoe het defect dan wel leidt tot de ziekteverschijnselen, is vooralsnog onduidelijk, hoewel gedacht wordt dat de meeste symptomen veroorzaakt worden door een tekort aan bepaalde stoffen in dat proces. Het enzymtekort kan leiden tot het ernstigere mevalonacidurie of tot het mildere hyper-IgD en periodieke koortssyndroom (ook wel HIDS genoemd). Beide vormen zijn uiteinden van een spectrum van de ziekte mevalonaatkinasedeficiëntie.

Het is onbekend hoe vaak de ziekte precies voorkomt; voor de ernstige vorm gaat het om maximaal enkele tientallen gevallen op de wereld. De milde vorm met periodieke koorts komt in Nederland relatief frequent voor; door sommigen wordt het daarom ook wel Nederlandse periodieke koorts genoemd.

Met ‘stofwisseling’ wordt het omzetten en verwerken van stoffen in ons lichaam bedoeld. Dat is nodig voor de opbouw van weefsels, zoals spieren, botten en organen, en voor het vrijmaken van energie. De stofwisseling vindt plaats in alle cellen van ons lichaam, waar enzymen hun werk doen. Als er iets mis is met een enzym, is de stofwisseling verstoord. Een bepaalde stof kan niet meer worden omgezet en hoopt zich op in de cel. Als dit tot klachten leidt, noemen we het een stofwisselingsziekte.

Symptomen

Hoewel bij alle bekende patiënten het enzym mevalonaatkinase vrijwel geheel afwezig is, is er variatie in de ernst van de symptomen. Bij beide vormen van de ziekte treden regelmatig (elke 4-6 weken) perioden van koorts op, die 3-5 dagen aanhoudt. De koortsperiode kan gepaard gaan met buikpijn, overgeven, diarree, opgezette lymfeklieren, vergrote lever en milt, chronische ontstekingen, gewrichts- en spierpijn en huiduitslag. Deze koortsaanvallen beginnen meestal in het eerste levensjaar en kunnen ook worden uitgelokt door vaccinaties, stress en verkoudheden.
Patiënten die de ernstigere vorm hebben (mevalonacidurie) kunnen een geestelijke achterstand hebben, coördinatiestoornissen, slappe spieren, groeiachterstand en afwijkende kenmerken, zoals een afwijkend gevormd gezichtje. Kinderen die heel ernstig aangedaan zijn, overlijden meestal op jonge leeftijd.

De prognose van hyper-IgD-syndroom is over het algemeen goed. De koorts verdwijnt vanzelf weer. Naarmate de patiënt ouder wordt, treden de klinische verschijnselen minder vaak op en worden ze minder erg.

Diagnose

Patiënten met de ernstige vorm van mevalonaatkinasedeficiëntie hebben grote hoeveelheden mevalonzuur in hun urine (vandaar de naam mevalonacidurie). Deze stof kan worden gevonden met een analyse van organische zuren in de urine. Het meten van mevalonzuur is bij patiënten met hyper-IgD-syndroom niet altijd van diagnostische waarde, omdat zij een veel lagere hoeveelheid mevalonzuur in de urine hebben, zelfs tijdens koortsperioden. De beste diagnostische test is het meten van de enzymactiviteit van mevalonaatkinase. Dat  kan gemeten worden in witte bloedcellen. Bij mevalonacidurie is de enzymactiviteit bijna niet te meten en bij hyper-IgD-syndroom is de restactiviteit van het enzym 2-8%. Daarna kan het MVK-gen geanalyseerd worden voor de genafwijkingen die mevalonaatkinasedeficiëntie veroorzaken. In Nederland zijn bepaalde mutaties geassocieerd met hyper-IgD-syndroom.

Prenatale diagnose is mogelijk door een vlokkentest of vruchtwaterpunctie in families die eerder een kind met mevalonaatkinasedeficiëntie hebben gekregen.

Behandeling

Mevalonaat kinase deficiëntie is niet te genezen. De behandeling bestaat voornamelijk uit ondersteunende maatregelen, om de patiënten een zo aangenaam mogelijk leven te geven.
Bij sommige patiënten met hyper IgD syndroom zijn er goede resultaten als ze extra cholesterol en galzouten krijgen. De frequentie en ernst van de koortsaanvallen kan dan afnemen. Er wordt op dit moment druk gezocht naar mogelijkheden om de koortsperioden te behandelen. Voor de kinderen met de ernstige vorm is geprobeerd met een stamceltransplantatie het beloop te verbeteren. Dit is nog niet vaak toegepast en de lange termijn resultaten zijn niet goed bekend.

Erfelijkheid

Erfelijkheid

Stofwisselingsziekten zijn erfelijke ziekten. Meestal wordt dan gedacht aan ziekten of eigenschappen die al generaties ‘in de familie’ zitten, maar dat hoeft niet altijd zo te zijn. We proberen het zo duidelijk mogelijk uit te leggen.
Het menselijk lichaam bestaat uit allemaal cellen. In de kern van iedere cel zitten chromosomen. Chromosomen zijn strengen erfelijk materiaal. Ze bestaan uit een stof die we DNA noemen. In dit DNA zit een soort ‘code’ waarin al onze erfelijke eigenschappen zijn vastgelegd. Het DNA is er in tweevoud: de ene helft van het DNA komt van de vader en de andere helft van de moeder.
Normaal gesproken zijn er per cel 22 gelijke chromosoomparen (autosomen). Het 23e paar is geslachtsbepalend en dus verschillend bij mannen en vrouwen: een vrouw heeft twee X-chromosomen en een man heeft een X- en een Y-chromosoom. Een man erft het Y-chromosoom altijd van zijn vader en het X-chromosoom van zijn moeder. Een vrouw krijgt van haar vader én van haar moeder een X-chromosoom.
Op de chromosomen zitten de genen. Een gen is een stukje DNA. Elk gen beschrijft de code van één erfelijke eigenschap. Bijvoorbeeld hoe je eruitziet en hoe je lichaam werkt. Van elk gen zijn er twee kopieën: één afkomstig van de moeder, één afkomstig van de vader. Als er een verandering in een gen optreedt, heet dat een mutatie.

Autosomaal recessief

Deze stofwisselingsziekte erft ‘autosomaal recessief’ over. Autosomaal betekent dat het afwijkende gen (het gen met de mutatie) niet op de geslachtschromosomen X en Y ligt maar op één van de 22 gewone chromosomen. Zowel jongens als meisjes kunnen de aandoening dan krijgen. Ook is de kopie van het gen op het ene chromosoom zwakker dan de functionerende kopie van het gen op het andere chromosoom. Dit wordt bedoeld met de term recessief. Dit betekent meestal dat dragers van één afwijkend gen daarvan geen klachten hebben, omdat het functionerende gen op het andere chromosoom wel werkt en de taak van de afwijkende kopie compenseert.
Om ziekteverschijnselen te hebben zijn er dus twee afwijkende genen nodig. Iemand met een autosomaal recessief overervende stofwisselingsziekte heeft van allebei de ouders precies het afwijkende deel van het gen geërfd. Bij deze persoon zorgt deze combinatie voor een genetische code die niet werkt. Hierdoor kan één enzym of eiwit niet of niet voldoende worden gemaakt. Dat zorgt voor de ziekteverschijnselen.

Dragerschap en overerving

In de meeste gevallen hebben beide ouders nergens last van. Zij zijn dan gezonde dragers. Het functionerende gen op het andere chromosoom zorgt ervoor dat het benodigde enzym of eiwit bij hen voldoende wordt aangemaakt. Elk mens heeft ongeveer 25.000 genen. En elk mens draagt meerdere recessief afwijkende genen met zich mee en merkt daar meestal helemaal niets van. De variatie in onze genen, inclusief de recessieve afwijkingen, maken ons tot unieke individuen. Maar zorgen er dus ook voor dat er ineens een kind kan worden geboren met een erfelijke aandoening. Zonder dat die aandoening in de familie voorkomt. Zonder dat ouders wisten dat zij drager waren.
Als we weten dat beide ouders drager zijn van hetzelfde afwijkende gen, weten we dat ze bij elke zwangerschap een kans van 1 op 4 (25%) hebben op een kind met de ziekte. Ook hebben ze een kans van 3 op 4 (75%) op een kind dat niet ziek is. Van de gezonde kinderen zal 2/3, net als de ouders, gezonde drager zijn. Deze kinderen kunnen de ziekte alleen doorgeven als hun partner ook dezelfde afwijking heeft op zijn of haar DNA.

Overige informatie

Omim nummer

Synoniemen:

Mevalonate kinase deficiency
Mevalonacidurie
Hyperimmunoglobulinemie D met periodieke koorts
Hyperimmunoglobulinemie D met terugkerende koorts
Hyperimmunoglobulinemie D-syndroom
Partiele mevalonaatkinasedeficiëntie
HIDS
Hyper-IgD-syndroom; Hyper-IgD syndrome

Meest gebruikte naam

Mevalonaatkinasedeficiëntie (mevalonacidurie)/ Hyper-IgD-syndroom

Informatie voor kinderen:

stripalgemeen

Stripboek

Zijn er leden met deze ziekte?

Er zijn 2 leden met ‘Mevalonaatkinase deficiëntie (mevalonacidurie)’ bij ons aangemeld.

Datum laatst bewerkt:

11 August 2021

Autorisatie door:

dr. T.J. de Koning

Disclaimer

Aan de ziekte-informatie kunnen geen rechten worden ontleend. De informatie is mogelijk niet op alle punten actueel, omdat de ontwikkelingen en inzichten snel kunnen gaan. VKS tracht de ziekte-informatie zo goed mogelijk actueel te houden.
Ervaringsverhalen zijn persoonlijke verhalen. De beschrijving van de ziekte en symptomen gelden voor deze persoon. Zoals voor veel erfelijke ziekten geldt, is er een behoorlijke variatie in ernst onder de patiënten. U kunt uit dit verhaal dan ook geen algemene conclusies trekken. Het verhaal geeft slechts een beeld hoe het leven met deze stofwisselingsziekte in de praktijk eruit kan zien.

Heeft u hulp nodig bij het inloggen?

Vond u deze informatie nuttig? Help ons dan om dit in stand te houden.

Reacties zijn gesloten.