MPS 2 Syndroom van Hunter

MPS 2, Hunter 

Inleiding

De Canadese arts Hunter beschreef de eerste jongens met MPS 2 in 1917. Daarom heeft de ziekte zijn naam gekregen. De verschijnselen van de ziekte kunnen nogal uiteenlopen, maar meestal worden patiënten gediagnosticeerd met de milde óf de ernstige vorm van het syndroom. Het grootste verschil tussen die twee zit in de verstandelijke vermogens en de levensverwachting. Patiënten met de milde vorm van MPS 2 worden over het algemeen ouder en behouden daarbij een normale intelligentie. Bij de ernstige vorm gaan de verstandelijke vermogens altijd achteruit als gevolg van de ziekte.

MPS 2 is zeldzaam en komt bovendien nagenoeg alleen voor bij jongens. De schatting is ongeveer 1 op de 150.000 levend geboren jongetjes met de ziekte geboren wordt. In Nederland worden jaarlijks gemiddeld één à twee jongens geboren met MPS 2.

Lysosomen zijn onderdelen in de cellen van een mens. Het zijn in feite de recyclefabriekjes van de cel, waar oude, kapotte cel onderdelen worden afgebroken, of indringers van buiten een kopje kleiner worden gemaakt. In de lysosomen worden grote moleculen in kleinere stukken geknipt, waarna ze elders in de Cel hergebruikt worden. De gemiddeld 300 lysosomen in een cel zijn zeer verschillend. Hun vorm is afhankelijk van welke moleculen ze precies moeten afbreken. Binnen een lysosoom zijn zo’n vijftig enzymen actief, die elk een specifieke stap in het verknippen van stoffen uitvoeren. Als er een Enzym ontbreekt of zijn werk niet goed doet, kan één stap in de verwerking niet worden uitgevoerd. De stof die verwerkt had moeten worden, hoopt zich dan op in het lysosoom. Vandaar de naam lysosomale stapelingsziekten: een ongewenste stof stapelt zich op in het lysosoom.
Dit heeft gevolgen voor de cel en uiteindelijk ook voor de organen en het lichaam.

Het molecuul dat niet kan worden verwerkt bij MPS 2 is een zogeheten mucopolyssaccharide, een lange keten van eiwitten en suikers. Mucopolyssacchariden geven stevigheid aan bindweefsel, kraakbeen en bloedvaten en zijn een onderdeel van het hoornvlies (de buitenste laag van het oog). Ze heten ook wel glycosaminoglycanen (GAG’s). Normaal gesproken worden GAG’s continu nieuw aangemaakt door het lichaam en worden de oude GAG’s afgebroken. Bij MPS 2 gaat er bij dat afbreken iets mis.
MPS 2 is onderdeel van een ‘familie’ van ziektebeelden. Bij al deze ziekten zijn de lysosomen niet in staat om GAG’s te recyclen omdat er één enzym ontbreekt, waardoor het afbraakproces ergens vastloopt. Deze familie van ziektebeelden noemen we mucopolysaccharidosen (afgekort MPS).

Bij MPS 2 ontbreekt het enzym iduronaatsulfatase. Dat enzym is betrokken bij de afbraak van twee GAG’s: dermatan sulfaat en heparan sulfaat. Deze stoffen worden niet alleen in grote hoeveelheden in de urine van patiënten gevonden, maar hopen zich ook op in de lysosomen, wat zorgt voor de ziekteverschijnselen. Het enzymdefect is bij de milde en de ernstige vorm even sterk.

Naast MPS 2 (Hunter) zijn er nog zes aandoeningen waarbij mucopolysacchariden zich in de lysosomen ophopen. Ze zijn allemaal vernoemd naar de eerste arts die de betreffende ziekte als eerste beschreef, maar hebben ook een nummer (MPS 1 t/m 7). Sommige zijn nog onder te verdelen in verschillende vormen. Op een rijtje:
MPS 1 (Hurler/Scheie)
MPS 3 (Sanfilippo)
MPS 4 (Morquio)
MPS 6 (Maroteaux-Lamy)
MPS 7 (Sly)
(MPS 5 bestaat niet meer. In eerste instantie werd het syndroom van Scheie MPS 5 genoemd, maar toen bleek dat bij het syndroom van Scheie hetzelfde enzymdefect de boosdoener is, werd die ziekte onder MPS 1 geclassificeerd).

 

 

Symptomen

Er zijn twee vormen van MPS 2: een ernstige en een milde variant. Binnen die twee varianten is vaak nog wel veel variatie in de ernst van de symptomen. De milde vorm van het syndroom van Hunter zit vaker ‘in de familie’ dan de ernstige vorm. Het komt niet voor dat er binnen één familie zowel patiënten met de milde als met de ernstige vorm zijn.

Ernstige vorm van MPS 2
De eerste symptomen openbaren zich meestal als een kind tussen de twee en vier jaar oud is. Het kind ontwikkelt in het algemeen tot die tijd geestelijk normaal. Wel kunnen typische lichamelijke MPS verschijnselen eerder optreden, zoals chronische ademhalingsproblemen, veelvuldige infecties, stijfheid en lies- of navelbreuken.
Bij deze ernstige vorm komen ook de typische uiterlijke kenmerken van MPS-ziekten voor. Kinderen krijgen grove gelaatstrekken, grote lippen en tong, dikke huid en overmatige beharing. Vaak zijn de kinderen klein, maar niet zo extreem als bij MPS 1.

Vanaf de leeftijd van vier jaar gaan de verstandelijke vermogens van de patiënt alleen nog maar achteruit. Dat heeft ook gevolgen voor het gedrag. De kinderen ontwikkelen vaak agressief gedrag met ongecontroleerde bewegingen, zijn koppig en overactief en lijken plezier te hebben in lawaai maken. Ook kan er sprake zijn van epilepsie.

Lichamelijke problemen die met het verlopen van de ziekte kunnen optreden of verergeren zijn problemen met botten en gewrichten en vergroeiingen. De kinderen hebben vaak de karakteristieke klauwhandjes. Door toenemende stijfheid en vergroeide botten kan de mobiliteit afnemen.
De patiënten hebben vaak last van toenemende gehoorproblemen. Ook hun hart en bloedvaten raken door de ziekte aangetast, net als de lever en milt.

De patiënten sterven meestal als ze tussen de tien en twintig jaar oud zijn, vaak als gevolg van een longontsteking, hartproblemen of een verstopping van de luchtwegen.

Milde vorm van MPS 2
Patiënten met de mildere vorm van MPS 2 hebben vrijwel geen verlies van intelligentie. In hun kindertijd zien ze er vaak normaal uit, maar naarmate ze ouder worden kunnen hun gelaatstrekken grover worden. Ook de lichamelijke problemen die voorkomen bij de ernstige variant treden op, maar op latere leeftijd en vaak in lichtere vorm. De patiënten hebben met name problemen aan hun gewrichten (stijfheid, beknelde zenuwen etc.). Daarnaast hebben ze vaak gehoorproblemen en kunnen ze problemen krijgen met hun hart en luchtwegen.

Patiënten kunnen een normale volwassen leeftijd bereiken (de oudst bekende patiënt is 87 jaar geworden), maar sterven vaak vroeger als gevolg van een luchtweginfectie, hartziekte of verstopping van de luchtwegen.

 

Diagnose

Met name bij de ernstige vorm van het syndroom van Hunter lijken de ziekteverschijnselen sterk op die van het syndroom van Hurler (MPS 1). Eén duidelijk verschil is dat Hunterpatiënten vaak last hebben van een bobbelige huid op hun bovenarmen of dijen.
Als door de ziekteverschijnselen het vermoeden rijst dat de patiënt MPS 2 heeft, kan dat vermoeden bevestigd worden door de urine te testen: als daarin grote hoeveelheden glycosaminoglycanen (GAG’s) in zitten, is dat een bevestiging. De definitieve diagnose wordt gesteld door de enzymactiviteit van iduronaatsulfatase te meten in het bloed of een stukje huid van de patiënt.

Het syndroom van Hunter is een erfelijke aandoening. Dat betekent dat ook broertjes van de patiënt aangedaan kunnen zijn. Zij worden getest om te kijken of bij hen hetzelfde enzym ontbreekt.
Als MPS 2 in de familie zit, kan met prenataal onderzoek worden getest of een ongeboren kindje ook MPS 2 heeft. Dat kan met een vruchtwaterpunctie of een vlokkentest. Het is wel belangrijk dat ook naar het geslacht van het ongeboren kind gekeken wordt, omdat bij vrouwelijke foetussen vaak ook lage enzymniveaus gevonden worden, terwijl die vrijwel nooit de ziekte hebben.

Behandeling

MPS 2 is niet te genezen. Wel is het mogelijk om met diverse ingrepen het leven van de patiënt dragelijker te maken door lichamelijke problemen te verhelpen of te verzachten. Zo kunnen operaties en fysiotherapie de vergroeiingsproblemen verzachten. Voor de gehoorproblemen zijn er buisjes of een gehoorapparaat. Dit alles om kinderen zo aangenaam mogelijk te laten leven zo lang het kan.

Sinds 2007 is er een nieuwe behandelingsmogelijkheid: enzymvervangingstherapie (in het Engels: Enzyme Replacement Therapy, ERT). Daarbij krijgt de patiënt het ontbrekende enzym toegediend als medicijn. De patiënt krijgt het medicijn wekelijks toegediend via een infuus. De naam van het geneesmiddel is Idursulfatase (merknaam: Eleprase®). Deze therapie wordt in het Erasmus MC in Rotterdam gegeven, omdat hier de expertise voor deze ziekte het grootst is. Ook is het mogelijk om de therapie thuis te krijgen.

Uit onderzoek van dit middel op patiënten is gebleken dat dit middel werkt tegen de ernstige lichamelijke symptomen bij de ziekte van Hunter. Patiënten voelen vooruitgang in het lopen en het ademhalen. De conditie van het hart verbetert en de lever en de milt worden kleiner. De behandeling kan worden volgehouden zo lang de therapie verbetering van de kwaliteit van leven biedt. Helaas kan het middel niet de hersenen behandelen voor de stapeling van GAG’s die daar plaatsvindt. Patiënten met de ernstige vorm, gaan daarom waarschijnlijk verstandelijk nog steeds achteruit. Niettemin kan deze nieuwe behandeling zeer veel betekenen voor de levenskwaliteit en levensverwachting van Hunter-patiënten.

Erfelijkheid

Erfelijkheid

Stofwisselingsziekten zijn erfelijke ziekten. Meestal wordt dan gedacht aan ziekten of eigenschappen die al generaties ‘in de familie’ zitten, maar dat hoeft niet altijd zo te zijn. We proberen het zo duidelijk mogelijk uit te leggen. Het menselijk lichaam bestaat uit allemaal cellen. In de kern van iedere cel zitten chromosomen. Chromosomen zijn een soort strengen. Ze bestaan uit een stof die we DNA noemen. In dit DNA zit een soort ‘code’ waarin al onze erfelijke eigenschappen zijn vastgelegd. Het DNA is er in tweevoud: de ene helft van het DNA komt van de vader en de andere helft van de moeder. Normaal gesproken zijn er per cel 22 gelijke chromosoomparen (autosomen). Het 23e paar is geslachtsbepalend en dus verschillend bij mannen en vrouwen: een vrouw heeft twee X-chromosomen en een man heeft een X- en een Y-chromosoom. Een man erft het Y-chromosoom altijd van zijn vader en het X-chromosoom van zijn moeder. Een vrouw krijgt van haar vader én van haar moeder een X-chromosoom. Op de chromosomen zitten de genen. Een gen is een stukje DNA. Elk gen beschrijft de code van één erfelijke eigenschap. Bijvoorbeeld hoe je eruitziet en hoe je lichaam werkt. Van elk gen zijn er twee kopieën: één afkomstig van de moeder, één afkomstig van de vader. Als er een verandering in een gen optreedt, heet dat een mutatie.

Geslachtsgebonden recessief of X-gebonden recessief

Deze stofwisselingsziekte erft ‘geslachtsgebonden recessief’ over. Geslachtsgebonden betekent dat het afwijkende gen (het gen met de mutatie) op een geslachtschromosoom ligt. Dat is vrijwel altijd het X-chromosoom. Daarom worden deze ziekten ook ‘X-gebonden recessief’ genoemd. Het afwijkende gen bevindt zich bij X-gebonden recessieve overerving op het X-chromosoom van de moeder. Zij is dus de ‘drager’ van het afwijkende gen. Omdat jongens maar één X-chromosoom hebben, komen deze ziekten vrijwel alleen bij jongens en mannen voor. Zij hebben dan het X-chromosoom met het afwijkende gen van hun moeder gekregen. Er is geen functionerend gen op hun andere chromosoom, het Y-chromosoom, dat de taak van het afwijkende gen kan compenseren. Meisjes hebben twee X-chromosomen. Als zij een X-chromosoom hebben met een afwijkend gen, hebben ze ook nog een X-chromosoom met een functionerend gen dat de taak van het afwijkende gen kan compenseren.

Dragerschap en overerving

In de meeste gevallen heeft de vrouwelijke drager, die op één van haar X-chromosomen een afwijkend gen heeft, nergens last van. Dat komt doordat het functionerende gen op het andere X-chromosoom de taak van het afwijkende gen overneemt. Het functionerende gen zorgt ervoor dat het benodigde enzym of eiwit bij haar voldoende wordt aangemaakt. In sommige gevallen wordt het functionerende gen echter door het chromosoom op ‘uit’ gezet. Dat verklaart mogelijk dat bij sommige X-gebonden ziekten vrouwelijke dragers toch milde klachten ontwikkelen. Zonen van een drager hebben 50% kans om de ziekte te erven. Dochters zijn gezond, maar hebben wel 50% kans dat ze drager zijn van het afwijkende gen. Zij kunnen de ziekte ook weer aan hun zonen doorgeven. Vaak weten vrouwen niet dat ze drager zijn, totdat er een zoon met een stofwisselingsziekte wordt geboren. Een man met een X-gebonden stofwisselingsziekte geeft het afwijkende gen alleen door aan zijn dochters. Zij zullen dan allen drager zijn. De kans dat een man met een X-gebonden stofwisselingsziekte de ziekte aan zijn kinderen doorgeeft, is heel erg klein. Zijn partner moet dan namelijk ook drager zijn van precies dezelfde genafwijking. Als de partner geen familie is, is de kans dat zij dezelfde genafwijking heeft zeer klein.

Overige informatie

Omim nummer

Synoniemen:

Mucopolysaccharidose type 2
MPS 2
Syndroom van Hunter
Ziekte van Hunter
Iduronate 2-sulfatase deficiëntie

 

 

Meest gebruikte naam

MPS 2, Hunter

Kenniskaarten:

Informatie voor kinderen:

stripalgemeen

Stripboek

Zijn er leden met deze ziekte?

Er zijn 10 leden met ‘MPS 2, Hunter’ bij ons aangemeld.

Datum laatst bewerkt:

10 September 2021

Autorisatie door:

prof. dr. F.A. Wijburg

Disclaimer

Aan de ziekte-informatie kunnen geen rechten worden ontleend. De informatie is mogelijk niet op alle punten actueel, omdat de ontwikkelingen en inzichten snel kunnen gaan. VKS tracht de ziekte-informatie zo goed mogelijk actueel te houden.
Ervaringsverhalen zijn persoonlijke verhalen. De beschrijving van de ziekte en symptomen gelden voor deze persoon. Zoals voor veel erfelijke ziekten geldt, is er een behoorlijke variatie in ernst onder de patiënten. U kunt uit dit verhaal dan ook geen algemene conclusies trekken. Het verhaal geeft slechts een beeld hoe het leven met deze stofwisselingsziekte in de praktijk eruit kan zien.

Heeft u hulp nodig bij het inloggen?

Vond u deze informatie nuttig? Help ons dan om dit in stand te houden.

Reacties zijn gesloten.