Trimethylaminurie (fish odour syndrome)

Trimethylaminurie (fish odour syndrome) 

Inleiding

De eerste patiënt met trimethylaminurie (TMAU) was beschreven in 1970. Bij primaire TMAU, wordt er te weinig enzym gemaakt wordt als gevolg van een genafwijking.  Deze patiënten krijgen vaak op jonge leeftijd al symptomen.

Er is ook secundaire TMAU, die op latere leeftijd klachten geeft (rond de puberteit). Bij deze patiënten worden geen genafwijkingen gevonden. Waarschijnlijk zorgen andere factoren, zoals hormonen, voor een verminderde enzymactiviteit. Bij secundaire TMAU treden klachten vaak op in episoden en vrouwen relateren hun klachten vaak aan hun menstruele cyclus.

Trimethylamine
Ons voedsel bevat normaalgesproken eiwitten (die o.a. uit stikstof bestaan). In onze dikke darm wordt door bacteriën de stof trimethylamine gemaakt. Hoe meer choline, carnitine en trimethylamine- N-oxide, (een bestanddeel van sommige vissoorten), ons eten bevat, hoe meer trimethylamine in onze darmen geproduceerd wordt. Trimethylamine wordt vervolgens vanuit de darmen opgenomen in ons bloed en vervoerd naar de lever. In de lever wordt trimethylamine, een sterk geurende stof, normaal gesproken omgezet in het geurloze trimethylamine-N-oxide, dat vervolgens via de urine uitgescheiden wordt.

Het defecte of ontbrekende enzym 
TMAU wordt veroorzaakt door een defect in de productie van het enzym flavine mono-oxygenase 3 (FMO3). Trimethylamine kan niet of onvoldoende omgezet worden in trimethylamine-N-oxide. Daardoor hoopt de stof trimethylamine zich op. 
Er zijn meer dan 40 genafwijkingen in het FMO3 gen bekend, die TMAU veroorzaken.

Zeldzaamheid
TMAU is een zeldzame ziekte. Het is niet bekend hoe vaak de ziekte voorkomt. Het lijkt wel of er meer vrouwelijke patiënten zijn, maar dat kan ook komen, doordat zij meer last hebben van de symptomen en daardoor eerder deze diagnose krijgen.

 

Symptomen

De opgehoopte trimethylamine wordt uitgescheiden via zweet, adem en urine. Hierdoor komt bij patiënten met TMAU een geur vrij die meestal wordt omschreven als de geur van rotte vis (geuren die ook worden genoemd zijn: een muffe geur, de geur van rotte eieren, afval en uitwerpselen).

De intensiteit en de geur variëren en hangen af van de voeding, hormonale wisselingen, stress en de hoeveelheid zweet. Patiënten kunnen de geur vaak zelf niet ruiken.
De stof trimethylamine is onschadelijk en patiënten hebben dan ook geen lichamelijke klachten.
Sommige patiënten hebben al symptomen bij de geboorte, maar het gebeurt ook vaak dat patiënten vaak op latere leeftijd last krijgen van de ziekte, bijvoorbeeld rond de pubertijd of in de menopauze.

De ziekte heeft grote psychische implicaties. Mensen met de ziekte worden vaak gepest en voelen zich sociaal buitengesloten. Het is voor mensen met TMAU vaak moeilijk om een baan te behouden of relaties aan te gaan. 
De ziekte heeft echt niets te maken met persoonlijke hygiëne, maar heeft een biochemische oorzaak.

Diagnose

Mensen met de ziekte kunnen de geur vaak niet ruiken.

Door de onbekendheid van de ziekte en schaamtegevoel duurt het vaak jaren voordat de patiënt hulp zoekt en er een diagnose kan worden gesteld. Om te onderzoeken of de patiënt daadwerkelijk TMAU heeft kan er een bloedtest worden afgenomen om de genafwijking te bepalen. Ook in de urine kan TMAU worden vastgesteld, waarbij er gekeken wordt naar de ratio tussen trimethylamine en trimethylamine-N-oxide na het eten van 300 gram verse vis. Bij patiënten is deze ratio verhoogd.

Behandeling

De ziekte wordt behandeld door een dieet waarbij de stoffen choline, lecithine, carnitine, stikstof en zwavel worden vermeden. Deze stoffen komen in hoge mate voor in orgaanvlees (zoals lever), vis, peulvruchten, eieren, tarwe, pinda’s, soja, broccoli, bloemkool en champignons. Daarnaast zijn er ook patiënten die melk en rood vlees vermijden.

Aanvullende tijdelijke maatregelen die soms worden voorgeschreven zijn het gebruik van bepaalde antibiotica of probiotica. De antibiotica worden gegeven om het aantal bacteriën in de darm te verminderen, (dit wordt selectieve darmdecontaminatie (SDD) genoemd), zodat er minder trimethylamine in de darm gemaakt kan worden. Probiotica kunnen ervoor zorgen dat de goede bacteriën, die geen trimethylamine maken, in voldoende mate in de darm komen. Bij patiënten die na een antibioticakuur probiotica gebruiken, duurt het langer voor ze weer een antibioticakuur nodig hebben.

Een andere benadering is om te voorkomen dat trimethylamine in de darm weer opgenomen wordt door het lichaam. Preparaten, zoals geactiveerde houtskool (een koolstofvorm die door zijn speciale oppervlaktestructuur in staat is allerlei stoffen aan zich te binden) en “interne deodorant”, die de stof koper chlorophylline bevatten, binden aan trimethylamine in de darm en voorkomen dat trimethylamine weer door het lichaam opgenomen wordt. Er is nog weinig wetenschappelijk bewijs dat deze preparaten werken, maar er zijn patiënten die er baat bij hebben. Hun kwaliteit van leven verbetert dan ook door het gebruik van deze preparaten.

Bij sommige patiënten vermindert de geur aanzienlijk door zeep met een zuurgraad (pH-waarde) van 5,5-6,5 te gebruiken.

Daarnaast is het ook belangrijk dat er aandacht is voor de mentale problemen waar patiënten met deze ziekte tegen aan lopen.

Sommige patiënten zijn door de bovengenoemde behandeling symptoomvrij, bij andere patiënten slaat de behandeling echter in mindere mate of helemaal niet aan.

Verklaringen voor het verschil in effect kunnen zijn:
-Als het niet helpt: De patiënt heeft geen TMAU maar een andere ziekte die de symptomen veroorzaakt.
-Als het zeer goed helpt: Bij sommige patiënten werkt het enzym slecht, maar functioneert nog wel een beetje. Het dieet is dan voldoende om de geurvorming onder controle te houden.

 

Erfelijkheid

Hoewel de literatuur hierover soms tegenstrijdig is, wordt er over het algemeen van uit gegaan dat overerving verloopt volgens het autosomaal recessieve patroon.

Stofwisselingsziekten zijn erfelijke ziekten. Meestal wordt dan gedacht aan ziekten of eigenschappen die al generaties ‘in de familie’ zitten, maar dat hoeft niet altijd zo te zijn. We proberen het zo duidelijk mogelijk uit te leggen.
Het menselijk lichaam bestaat uit allemaal cellen. In de kern van iedere cel zitten chromosomen. Chromosomen zijn strengen erfelijk materiaal. Ze bestaan uit een stof die we DNA noemen. In dit DNA zit een soort ‘code’ waarin al onze erfelijke eigenschappen zijn vastgelegd. Het DNA is er in tweevoud: de ene helft van het DNA komt van de vader en de andere helft van de moeder.
Normaal gesproken zijn er per cel 22 gelijke chromosoomparen (autosomen). Het 23e paar is geslachtsbepalend en dus verschillend bij mannen en vrouwen: een vrouw heeft twee X-chromosomen en een man heeft een X- en een Y-chromosoom. Een man erft het Y-chromosoom altijd van zijn vader en het X-chromosoom van zijn moeder. Een vrouw krijgt van haar vader én van haar moeder een X-chromosoom.
Op de chromosomen zitten de genen. Een gen is een stukje DNA. Elk gen beschrijft de code van één erfelijke eigenschap. Bijvoorbeeld hoe je eruitziet en hoe je lichaam werkt. Van elk gen zijn er twee kopieën: één afkomstig van de moeder, één afkomstig van de vader. Als er een verandering in een gen optreedt, heet dat een mutatie.

Autosomaal recessief

Deze stofwisselingsziekte erft ‘autosomaal recessief’ over. Autosomaal betekent dat het afwijkende gen (het gen met de mutatie) niet op de geslachtschromosomen X en Y ligt maar op één van de 22 gewone chromosomen. Zowel jongens als meisjes kunnen de aandoening dan krijgen. Ook is de kopie van het gen op het ene chromosoom zwakker dan de functionerende kopie van het gen op het andere chromosoom. Dit wordt bedoeld met de term recessief. Dit betekent meestal dat dragers van één afwijkend gen daarvan geen klachten hebben, omdat het functionerende gen op het andere chromosoom wel werkt en de taak van de afwijkende kopie compenseert.
Om ziekteverschijnselen te hebben zijn er dus twee afwijkende genen nodig. Iemand met een autosomaal recessief overervende stofwisselingsziekte heeft van allebei de ouders precies het afwijkende deel van het gen geërfd. Bij deze persoon zorgt deze combinatie voor een genetische code die niet werkt. Hierdoor kan één enzym of eiwit niet of niet voldoende worden gemaakt. Dat zorgt voor de ziekteverschijnselen.

Overige informatie

Omim nummer

Synoniemen:

Trimethylaminuria
Trimethylaminoacidurie
Fish (mal)odor syndrome
Vissegeursyndroom
TMAU
FOS

Meest gebruikte naam

Trimethylaminurie

Informatie voor kinderen:

stripalgemeen

Stripboek

Zijn er leden met deze ziekte?

Er zijn 2 leden met ‘Trimethylaminurie (fish odour syndrome)’ bij ons aangemeld.

Datum laatst bewerkt:

07 August 2021

Autorisatie door:

M. Janssen

Disclaimer

Aan de ziekte-informatie kunnen geen rechten worden ontleend. De informatie is mogelijk niet op alle punten actueel, omdat de ontwikkelingen en inzichten snel kunnen gaan. VKS tracht de ziekte-informatie zo goed mogelijk actueel te houden.
Ervaringsverhalen zijn persoonlijke verhalen. De beschrijving van de ziekte en symptomen gelden voor deze persoon. Zoals voor veel erfelijke ziekten geldt, is er een behoorlijke variatie in ernst onder de patiënten. U kunt uit dit verhaal dan ook geen algemene conclusies trekken. Het verhaal geeft slechts een beeld hoe het leven met deze stofwisselingsziekte in de praktijk eruit kan zien.

Heeft u hulp nodig bij het inloggen?

Vond u deze informatie nuttig? Help ons dan om dit in stand te houden.

Reacties zijn gesloten.