Ziekte van Wilson (koper-transporterend adenosine trifosfatase)

Ziekte van Wilson (koper-transporterend adenosine trifosfatase) 

Inleiding

Ons lichaam heeft koper nodig om goed te kunnen functioneren. In onze dagelijkse voeding zitten kleine hoeveelheden koper. Deze worden via de darmwand in ons lichaam opgenomen. Het teveel aan koper wordt door de lever, met de galvloeistof, uit ons lichaam verwijderd. Bij gezonde mensen is er een evenwicht tussen de opname van koper en de uitscheiding van koper. Bij de ziekte van Wilson is dit evenwicht verstoord.Bij mensen met de ziekte van Wilson verwerkt de lever de kleine hoeveelheden koper niet zoals het hoort. Het overtollige koper wordt niet afgevoerd maar stapelt zich op in de levercellen. In een later stadium vindt ook stapeling in de hersenen plaats wat aanzienlijke schade kan veroorzaken.

Bij de ziekte van Wilson is er een afwijking in het ATP7B gen. ATP7B is een enzym dat belangrijk is bij het vervoeren van koper uit de cellen en door het lichaam. Dit gebeurt met name in de lever. Het enzym heeft twee belangrijke functies:

-Het bevordert de uitscheiding van koper via de gal naar de darm om uit te worden gescheiden met de ontlasting.

-Het helpt om koper te binden aan een ander molecuul: ceruloplasmine. Ceruloplasmine kan vervolgens het koper door het lichaam vervoeren. Door opname in de nieren kan koper ook uit het lichaam via urine verwijderd worden.

Zeldzaamheid
Ongeveer 1 op de 30.000 personen heeft de ziekte van Wilson.

Symptomen

Koper kan zich in verschillende organen ophopen en op deze manier ook voor veel verschillende klachten zorgen:

– Als de koperophoping in de lever zit, kunnen de patiënten klachten ervaren zoals geelzucht, vermoeidheid en een verminderde eetlust.

– Als de ophopingen in de hersenen zitten, kunnen er bewegingsproblemen ontstaan, zoals trillen, een slechte coördinatie, slikproblemen en verkrampt schrijven.

– Daarnaast kunnen door ophopingen in de hersenen ook gedragsveranderingen ontstaan, zoals depressies, agressief of impulsief gedrag en een slecht geheugen. In de ogen is een zogenaamde Kayser-Fleischer ring te zien. Dit is groenbruine koperstapeling aan de buitenrand van de iris. Deze ring zorgt zelf niet voor klachten.

De ziekte is vanaf de geboorte aanwezig, maar de meeste patiënten krijgen pas klachten tussen het 10e en 30e levensjaar. Patiënten met mildere vormen kunnen ook op latere leeftijd klachten krijgen. Patiënten met ernstigere vormen kunnen door de koperophopingen vanaf de leeftijd van drie jaar al klachten krijgen. Klachten als gevolg van leverschade ontstaan vaak op jongere leeftijd dan klachten door ophopingen in de hersenen.

Diagnose

De diagnose wordt meestal gesteld aan de hand van bloed- en urineonderzoek. Patiënten hebben namelijk in het bloed een lage hoeveelheid ceruloplasmine. Dit is het molecuul dat koper kan binden om zo te verplaatsen in het lichaam. In de urine is meer koper te vinden dan normaal. Dit komt doordat koper vrijkomt in het bloed als de capaciteit van de lever wordt overschreden. Voor de meting van koper in de urine moet 24 uur de urine worden gespaard.

Slechts een deel van de jongere patiënten met de ziekte van Wilson heeft Kayser-Fleischer ringen in de iris. Het merendeel van de volwassen patiënten heeft deze ringen wel. Dit geldt in het bijzonder als zij klachten ervaren als gevolg van ophopingen in de hersenen. Een oogarts kan deze ringen goed vaststellen.

Soms is de diagnose na al deze bepalingen nog niet duidelijk. Dan kan de diagnose bevestigd worden door DNA-onderzoek of met behulp van een leverbiopt. Bij een biopsie wordt een stukje lever weggehaald (een biopt). In het leverbiopt is bij patiënten een veel grotere hoeveelheid koper te vinden dan normaal.

Behandeling

De behandeling bestaat bij de meeste patiënten uit medicatie en een dieet. Soms is echter een levertransplantatie nodig.

Medicatie
Penicillaminen zijn medicijnen die  koper binden in het bloed en zorgen er vervolgens voor dat het wordt uitgescheiden in de urine. Hierdoor daalt de hoeveelheid koper in het lichaam en kunnen patiënten herstellen. Daarna krijgen patiënten vaak zink om de opname van koper uit voeding te remmen en zo nieuwe stapeling te voorkomen.

Dieet
Patiënten met de ziekte van Wilson moeten overmatig alcohol en voedsel met veel koper vermijden. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld gepelde garnalen, volkoren granen, chocolade en noten. Dit dieet moeten patiënten hun hele leven volgen. Het is hierbij geen optie om te stoppen met medicatie, omdat dit vaak tot snelle verslechtering leidt en de schade onomkeerbaar is.

Levertransplantatie
Als er ernstige leverschade is, of de patiënten reageren niet op een standaardbehandeling, is een levertransplantatie een optie. Na een levertransplantatie zijn patiënten genezen van de ziekte van Wilson. Een levertransplantatie brengt echter ook risico’s en levenslange zorg met zich mee.

Toekomstverwachting
De prognose is uitstekend voor patiënten die beginnen met therapie voordat ernstige schade is opgetreden. De behandeling geneest namelijk niet de schade die al ontstaan is door koperophoping, maar voorkomt alleen verdere ophoping van koper. Ook na een levertransplantatie is het toekomstbeeld op lange termijn goed, indien andere organen niet ernstig zijn aangedaan.

 

Erfelijkheid

Stofwisselingsziekten zijn erfelijke ziekten. Meestal wordt dan gedacht aan ziekten of eigenschappen die al generaties ‘in de familie’ zitten, maar dat hoeft niet altijd zo te zijn. We proberen het zo duidelijk mogelijk uit te leggen.
Het menselijk lichaam bestaat uit allemaal cellen. In de kern van iedere cel zitten chromosomen. Chromosomen zijn strengen erfelijk materiaal. Ze bestaan uit een stof die we DNA noemen. In dit DNA zit een soort ‘code’ waarin al onze erfelijke eigenschappen zijn vastgelegd. Het DNA is er in tweevoud: de ene helft van het DNA komt van de vader en de andere helft van de moeder.
Normaal gesproken zijn er per cel 22 gelijke chromosoomparen (autosomen). Het 23e paar is geslachtsbepalend en dus verschillend bij mannen en vrouwen: een vrouw heeft twee X-chromosomen en een man heeft een X- en een Y-chromosoom. Een man erft het Y-chromosoom altijd van zijn vader en het X-chromosoom van zijn moeder. Een vrouw krijgt van haar vader én van haar moeder een X-chromosoom.
Op de chromosomen zitten de genen. Een gen is een stukje DNA. Elk gen beschrijft de code van één erfelijke eigenschap. Bijvoorbeeld hoe je eruitziet en hoe je lichaam werkt. Van elk gen zijn er twee kopieën: één afkomstig van de moeder, één afkomstig van de vader. Als er een verandering in een gen optreedt, heet dat een mutatie.

Autosomaal recessief

Deze stofwisselingsziekte erft ‘autosomaal recessief’ over. Autosomaal betekent dat het afwijkende gen (het gen met de mutatie) niet op de geslachtschromosomen X en Y ligt maar op één van de 22 gewone chromosomen. Zowel jongens als meisjes kunnen de aandoening dan krijgen. Ook is de kopie van het gen op het ene chromosoom zwakker dan de functionerende kopie van het gen op het andere chromosoom. Dit wordt bedoeld met de term recessief. Dit betekent meestal dat dragers van één afwijkend gen daarvan geen klachten hebben, omdat het functionerende gen op het andere chromosoom wel werkt en de taak van de afwijkende kopie compenseert.
Om ziekteverschijnselen te hebben zijn er dus twee afwijkende genen nodig. Iemand met een autosomaal recessief overervende stofwisselingsziekte heeft van allebei de ouders precies het afwijkende deel van het gen geërfd. Bij deze persoon zorgt deze combinatie voor een genetische code die niet werkt. Hierdoor kan één enzym of eiwit niet of niet voldoende worden gemaakt. Dat zorgt voor de ziekteverschijnselen.

Dragerschap en overerving

In de meeste gevallen hebben beide ouders nergens last van. Zij zijn dan gezonde dragers. Het functionerende gen op het andere chromosoom zorgt ervoor dat het benodigde enzym of eiwit bij hen voldoende wordt aangemaakt. Elk mens heeft ongeveer 25.000 genen. En elk mens draagt meerdere recessief afwijkende genen met zich mee en merkt daar meestal helemaal niets van. De variatie in onze genen, inclusief de recessieve afwijkingen, maken ons tot unieke individuen. Maar zorgen er dus ook voor dat er ineens een kind kan worden geboren met een erfelijke aandoening. Zonder dat die aandoening in de familie voorkomt. Zonder dat ouders wisten dat zij drager waren.
Als we weten dat beide ouders drager zijn van hetzelfde afwijkende gen, weten we dat ze bij elke zwangerschap een kans van 1 op 4 (25%) hebben op een kind met de ziekte. Ook hebben ze een kans van 3 op 4 (75%) op een kind dat niet ziek is. Van de gezonde kinderen zal 2/3, net als de ouders, gezonde drager zijn. Deze kinderen kunnen de ziekte alleen doorgeven als hun partner ook dezelfde afwijking heeft op zijn of haar DNA.

Overige informatie

Omim nummer

Synoniemen:

Ziekte van Wilson
Koper-transporterend adenosine trifosfatase
Hepatolenticular degeneration

Meest gebruikte naam

Wilson, ziekte van

Informatie voor kinderen:

stripalgemeen

Stripboek

Zijn er leden met deze ziekte?

Er zijn 2 leden met ‘Ziekte van Wilson (koper-transporterend adenosine trifosfatase)’ bij ons aangemeld.

Datum laatst bewerkt:

18 August 2021

Autorisatie door:

B. Koot

Disclaimer

Aan de ziekte-informatie kunnen geen rechten worden ontleend. De informatie is mogelijk niet op alle punten actueel, omdat de ontwikkelingen en inzichten snel kunnen gaan. VKS tracht de ziekte-informatie zo goed mogelijk actueel te houden.
Ervaringsverhalen zijn persoonlijke verhalen. De beschrijving van de ziekte en symptomen gelden voor deze persoon. Zoals voor veel erfelijke ziekten geldt, is er een behoorlijke variatie in ernst onder de patiënten. U kunt uit dit verhaal dan ook geen algemene conclusies trekken. Het verhaal geeft slechts een beeld hoe het leven met deze stofwisselingsziekte in de praktijk eruit kan zien.

Heeft u hulp nodig bij het inloggen?

Vond u deze informatie nuttig? Help ons dan om dit in stand te houden.

Reacties zijn gesloten.